Een ouderpaar liep
verloren rond achter hun volwassen dochter en de kleinkinderen in de Appie.
Bij
de kassa vroeg opa mij onverwacht: `¿Habla Español?’
`Si’, antwoordde ik.
‘Dat dacht ik wel’,
leek hij te zuchten.
‘¿De donde es?’,
vroeg ik om het gesprek op gang te houden.
‘Si’, antwoordde hij.
`‘De donde es! Papaa!’,
hielp zijn dochter die de boodschappen aan het inpakken was.
En ze rolde naar mij
met haar ogen van ‘ach, neem het hem niet kwalijk, hij is een beetje in de war.’
Haar dochter was
ondertussen aan het onderhandelen of ze met een vriendinnetje mocht spelen.
En haar zoontje hing
jengelend aan haar kleren. Dodelijk vermoeid.
`De Mexico!’ zei opa
triomfantelijk.
`Mexico! Fantastico!’
zei ik enthousiast.
`Guadalajara’, riep
de oude baas uit, aangestoken door mijn enthousiasme.
En toen zei ik in het
Spaans: ‘ik ben vrienden met Guadalajara’ in plaats van:
`ik heb vrienden in
Guadalajara’
Dat leverde me een
forse handdruk op van opa Mexico.
Want vrienden van
Guadalajara zijn vanzelfsprekend zijn vrienden.