Terwijl ik de trap afloop, realiseer ik me wat er niet
klopt.
In paniek ren ik de woonkamer in die vol diepzwarte rook
staat.
In de keuken smelt een plastic babyflesje in een
drooggekookt pannetje waarin ik het flesje wilde schoon koken.
Ik doof een kleine vlam met een pannendeksel en draai het
gas uit. Alles om me heen is bedekt met de vette zwarte as van verbrand plastic.
Als een gek ren ik naar mijn zoon die in zijn wandelwagen
ligt na een wandeling in de winterzon.
Leeft hij nog?
Ik pak hem op en ren met hem naar boven naar de frisse
lucht.
Ik leg hem op de commode en gooi het raam open.
Hij ademt nog.
De tranen schieten in mijn ogen van diepe opluchting.
Ik maak zijn neus schoon. Rond zijn baby neusgaten ziet
het zwart van de as.
Ik heb hem vergiftigd!
Hij wordt wakker en lacht naar me.
Ik druk hem dicht tegen me aan en neem hem mee naar de
slaapkamer.
Straks ga ik wel kijken naar de zwarte ravage beneden.
Voorlopig blijf ik met hem op bed zitten om trillend bij te
komen van de schrik.
Op het journaal het bericht dat er een prinsesje is geboren.
Ik vier deze speciale verjaardag mee.
7 december is voor altijd de dag dat mijn zoon mocht blijven leven.
7 december is voor altijd de dag dat mijn zoon mocht blijven leven.