Aan het tafeltje
naast ons
zitten een man en een jongen.
`Zondagmiddag papa-tijd’,
fluister ik.
Mijn tafelgenoot knikt en staart naar het tweetal.
De jongen speelt met het rietje in zijn flesje Fristi.
Zijn beentjes bungelen onder de tafel.
De man - in grijs Italiaans pak - speelt met een pakje
Marlboro
en haalt een lok steil blond haar uit zijn gezicht.
Hij kijkt een moment naar de jongen voor hij zich weer
over zijn smartphone buigt.
`Hij lijkt sprekend op mijn pa toen die zo oud was als
hij’, zegt mijn tafelgenoot zacht.
Zijn blik nog altijd gericht op vader en zoon.
De ober komt vragen wat we willen drinken.
We bestellen er een portie kaas bij en mijn tafelgenoot
vertelt over zijn jeugd.
De man en de jongen zijn inmiddels buiten op het terras gaan
zitten
met hun rug naar ons raam.
De man heeft zijn arm om de schouders van de jongen
geslagen,
draait zijn hoofd de andere kant op en neemt een stevige trek
van zijn sigaret.
Ons gesprek valt stil.
Mijn tafelgenoot kijkt naar de knul met de arm van zijn
vader om zijn schoudertjes.
`Zo hadden mijn pa en ik ook kunnen zitten.’
Ik leg een hand op zijn hand.
`Wie weet had hij dat wel gedaan, als hij beter had kunnen
praten.’
`Wie weet waren mijn ouders dan wel uit elkaar gegaan
en had hij met mij op een zondagmiddag op een terras…’
`Ja, wie weet,’ zeg ik.
Vader en zoon verlaten het terras.
Mijn tafelgenoot draait zich om en kijkt ze na tot ze uit
het zicht verdwenen zijn.