Afgelopen weekend ging ik hardlopen rond de wijk Blixembosch in het noorden van Eindhoven, toen halverwege mijn looproute abrupt ophield. Alles was weg: het steile paadje naar boven, de bomen, de struiken, de konijnen, de vogels, de fazanten. Mijn favoriete hardlooproute was met de grond gelijk gemaakt.
Dit deel loopt namelijk over de geluidswal bij de A58 en deze wordt afgebroken en verlegd om plaats te maken voor nieuwe woningen. Natuurlijk wist ik al een hele tijd van dit plan, maar toen ik zaterdag daadwerkelijk de compleet kaalgekapte wal zag, drong het verlies pas werkelijk tot mij door.
Ok, het is geen regenwoud in Borneo en de konijnen zullen een andere stek vinden, of niet, maar toch ervoer ik het als een verlies. Gewoon omdat er zo weinig 'ongepland' groen in een stad te vinden is. Een boom, een plantsoen, dat is ook groen, maar zo'n wilde begroeiing met een zandpaadje heeft een charme waar geen park tegenop kan.
Ook realiseer ik me dat veel bewoners van Blixembosch in al die jaren nooit op de geluidswal zullen hebben gewandeld. De Ikea aan de overkant van de A58 is drukker op een zaterdagochtend.
Toch liep ik daar ontdaan langs die kale wal. Een mevrouw met honden, zag mij kijken en zei: 'Erg he.'
'Ja, heel erg', was mijn reactie.
'En protesteren helpt niet', zei ze. 'Het gebeurt toch.'
Ik schaamde me dat ik niet had geprotesteerd. Dat ik het aan me voorbij had laten gaan. Nu was het weg. Ik kon de wal zelfs niet meer op. De toegang was versperd. En al had ik er op kunnen klimmen, dan zou mijn gevoel van verlies alleen maar zijn gegroeid, want al wat daar restte was een vrij uitzicht op de A58.
En terwijl ik daar langs de resten van mijn favoriete hardlooproute liep, zong ik zacht het nummer Big Jellow Taxi, een hit van de Counting Crows, maar oorspronkelijk van Joni Mitchell: 'Don't it always seem to go, that you don't know what you've got til it's gone. They paved paradise to put up a parking lot'
dinsdag 13 december 2011
woensdag 23 november 2011
Paul
Paul is de oudste broer van mijn moeder. Hij woonde in Slowakije en daarvoor in Amsterdam. We zagen hem de laatste jaren niet meer, maar onlangs hadden we het nog over hem. Eén van mijn ooms was door de politie gebeld of we wisten waar Paul was. Er was een melding binnengekomen dat hij mogelijk werd vastgehouden en dat wilden ze controleren.
Karl Marx universiteit
Van Paul kon je alles verwachten. Hij was bepaald geen engel. Een aartsengel misschien? Mijn opa en oma zagen in hem een priester, een heeroom zoals dat in Katholieke gezinnen heet. Die roeping had hij zelf niet. Dat wil niet zeggen dat hij geen roeping had. Hij studeerde sociologie in de jaren zestig, de tijd van de Tilburgse studentenbezetting. Hij vertelde ooit dat hij 's nachts samen met studiegenoot Frans Godfroy 'Karl Marx Universiteit' op het hoofdgebouw had geschilderd.
Later werd hij politiek actief binnen de PSP. Paul beweerde ook regelmatig dat hij lastig werd gevallen door de AIVD. Zijn vermoedens werden bevestigd toen hij inzage kreeg in zijn AIVD-dossiers uit die tijd. Zelf viel hij ook mensen 'lastig'. Dat deed hij met mensen die zijn idealen in de weg stonden. Ooit stond hij vooraan bij de protesten tegen stadsvernieuwingen in Tilburg en tegen de aanleg van de metro onder de Nieuwmarktbuurt in Amsterdam.
Roma
Zijn belangrijkste ideaal betrof echter de Roma ofwel 'zigeuners'. Hij wierp zich onder meer op als belangenbehartiger van 'zigeunerkoning' Koko Petalo. In het boek 'Zigeuners' hield hij een vlammend betoog tegen discriminatie van zigeuners in West Europa. En als coördinator, vice president en medeoprichter van het Internationaal Romano Comité kwam hij meer dan dertig jaar op voor de belangen van de zigeuners in Nederland. Zijn inzet voor een betere behandeling van de Roma hield nooit op. Ik herinner me dat hij ooit midden in de nacht na een verjaardagsfeest bij mijn ouders thuis de burgemeester van Berkel-Enschot belde omdat de plannen die de gemeenteraad had met het zigeunerkamp in het dorp - mijn moeder had hem daarover verteld (zij had ook een warm hard voor zigeuners, ze is tegen onrecht eigenlijk) - hem niet aanstonden.
Strijdlust
Mijn oom wist het gelijk altijd aan zijn zijde en dat maakte hem geen sympathieke persoon. Eerder strijdlustig, arrogant en opvliegend van aard. Het sprak voor hem dat hij zich daarbij inzette voor een ander. Zo trouwde hij in de tijd van het ijzeren gordijn een Tsjechisch meisje, zodat ze naar Nederland kon komen om daar vervolgens te trouwen met haar grote liefde, een Tsjechische studievriend van Paul. Hij had een dochter met een BOM en was enorm aan haar gehecht. Hij zette al zijn strijdlust in om haar te zien en met haar zijn ouders te bezoeken.
Dat hij graag met zijn dochter naar opa en oma ging, was op zich bijzonder, want de meningsverschillen met zijn vader overtroffen de momenten dat ze samen waren vele malen. En als ze samen waren, dan ging het hard tegen hard, vooral omdat ze zo op elkaar leken. Giet daar een paar pijpjes Amstelbier bij en je hebt een explosief mengsel dat menig familiefeest versjteerde.
Stil
Als hij niet discussieerde, zoog oom Paul vooral stil aan een peuk. Hij gaf me daarbij het gevoel dat ik enorm dom en burgerlijk was en het niet waard was om mee te praten. Ik weet niet of hij dat werkelijk dacht. Misschien wist hij gewoon niet waar je met een zestienjarig meisje over praat.
Het gevoel werd versterkt, toen hij me jaren later met regelmaat belde, toen ik ook in Amsterdam woonde, en vroeg of ik die en die dag naar opa en oma ging en of zijn dochter en hij dan mochten meerijden. Natuurlijk. Met zijn dochter kletsten we onderweg, mijn oom zat ongemakkelijk op de achterbank. Opgesloten in zo'n burgerlijke leaseauto met de dochter van zijn zus en haar man. Hoe heette die man van haar ook al weer? Je zag het hem denken.
Ik durfde ondertussen wat meer te vragen. En dan vertelde hij wel over de acties die hij voerde. Ik werkte toch voor de gemeente? Kon ik hem geen mailadressen geven van die en die...? 'Staan allemaal op de website, Paul' antwoordde ik dan. Maar hij vertelde meer en meer over rechtszaken, bijvoorbeeld over die auto's die op zijn naam waren gezet en andere ongein. De activist werd oud. Zijn baard en manen werden grijs, zijn temperament en vechtlust bleven onveranderd. Maar dat is al weer tien jaar geleden. Ik weet niet hoe de laatste tien jaar van zijn leven verliepen en hij zal het me niet meer kunnen vertellen.
Toen mijn man thuiskwam, vertelde ik hem dat oom Paul was overleden in Engeland. 'In Engeland hebben ze ook Occupy', zei onze zoon. Mijn man en ik moesten glimlachen om de toepasselijkheid van zijn opmerking. 'Dan is hij in het harnas gestorven,' zei mijn man, 'Dat is beter dan in bed.'
Abonneren op:
Posts (Atom)