zondag 25 november 2012

Lichtpuntje


Kleine stofjes dansen door de straal van de beamer. ‘Psst, Thomas, hier is nog een plek!’ fluistert Claire en steekt haar hand naar me op. De docent onderbreekt zijn verhaal en kijkt verstoord in onze richting. Ik hoop tevergeefs dat hij me in het donker niet herkent. `Ah, heer Karsten, het doet me deugd dat u toch nog de tijd heeft gevonden om u bij ons te voegen’, zegt de prof cynisch en hij kijkt toe terwijl ik onhandig voor een medestudent langs naar de lege plek naast Claire schuif. Het klaptafeltje maakt zijn naam waar. `Zo, kan ik verder gaan met mijn verhaal?’ vraagt de docent geërgerd.
Hij verlegt zijn blik van mij naar een punt boven zijn publiek en vervolgt: `En dan komen we bij een grote paradox, ofwel een schijnbare tegenstelling, voor de ongeletterde dames en heren onder u. De grootste paradox, die wetenschappers in de twintigste eeuw aan het licht brachten, namelijk dat licht zich kan gedragen als deeltjes en als golven.’ De powerpointpresentatie toont een obligate golf en een verzameling stipjes.
Claire buigt haar hoofd naar mij toe.`Thomas?’
Love of my life, don't leave me, zingt het in mij.
`Ach we zien wel hoe het loopt’, had ze gezegd. `Vrijheid, blijheid.’ En dat liet haar de vrijheid om me als goede vriend te zien en niet als geliefde. `Je bent lief’, zei ze vaak, maar daar bleef het bij. Misschien was ik wel te lief? Vrouwen vallen op klootzakken, had ik in de Viva gelezen.
`Thomas, ga je vanavond mee naar Plazazichtzicht?’
Ik probeer zo luchtig mogelijk te reageren. `Hoe laat?’
`Haal je me om acht uur op?’ Oh, ze doet het weer haar onweerstaanbare lachje.
Ik knik. Ze weet dat ik geen nee kan zeggen. Zei ik dat maar eens. Dan zag ze me misschien anders.
Ik doe een poging het optische verhaal te volgen van de prof, maar geef het uiteindelijk op. Vandaag wordt niet meer verteld dan wat ik ook op internet kan vinden.
Het licht in de collegezaal gaat knipperend aan en ik laat Claire voor mij langsgaan. Haar rug tegen mijn buik met slechts enkele millimeters lucht en een dun laagje kleren ertussen.
 
Kwart over acht die avond bel ik aan. Langer hield ik het niet uit haar te laten wachten. Haar frisgewassen verschijning in een heerlijk groen jurkje overvalt me. Ik dwing mezelf om haar niet aan te blijven staren.
`Kan ik bij jou achterop?’ vraagt ze.
`Tuurlijk.’
De naam Plazazichtzicht is een flauwe grap van de eerste bewoners van dat studentenhuis. Zij hadden hun huis genoemd naar hun uitzicht op het studentenhuis naast hen dat Plazazicht heette. Beiden huizen keken uit op Plaza, de seksbioscoop aan de overkant van de Leenderweg in Eindhoven. Dat was vele jaren geleden, in de jaren 80. Plaza was inmiddels Plaza Futura, een arthouse bioscoop.Voordat de bom valt, klinkt het in mijn hoofd. Mijn moeder houdt van Doe Maar. De jaren 80, wat voor tijd zou dat zijn geweest? Ik ben van het bouwjaar 88 en heb die jaren niet bewust meegemaakt. De val van de muur, Nelson Mandela. Mijn moeder kon lyrisch worden over de tijd dat zij jong was en mij te vroeg kreeg. Het was zo'n mooie nacht in mei, van Boudewijn de Groot, zong mijn moeder vroeger vaak in de badkamer.
`Vrij vooral veilig, jongen’ zei ze me vaak. `Zorg dat jou niet hetzelfde overkomt als je vader en mij en je niet de verantwoordelijkheid hebt voor een kind voor je je studie hebt afgemaakt.’
`Was je niet blij met mij?’ vroeg ik haar dan.
Mam's verhalen over ongelukjes hadden hun effect bij mij niet gemist. Dat zou ik Claire nooit aan kunnen doen. Moeders, lustdoders zijn het.
Claire houdt het fietszadel vast. Sloeg ze haar armen maar eens om me heen. De linkertrapper van mijn fiets is verrot en mijn voet schiet voor de tiende keer van dat k.ding af.
`Je kunt hem ook maken,’ reageert ze op mijn vloek.
 
Er staan al flink wat fietsen voor het studentenhuis aan de Leenderweg. Het feest is achter, boven op het platte dak, dat uitkijkt over de arbeiders- en middenstandswoningen uit de vorige eeuw met talloze verminkende uitbouwsels.
Een huis waar je om heen kunt lopen. Dat lijkt me wel wat. Met Claire? Daar is nog niets over te zeggen. Soms lijkt de toekomst met Claire aardedonker, dan is er weer een lichtpuntje. En het is zaak niet te veel in dat proces in te grijpen. Het heeft wel wat van Schrödingers kat. Dat is een gedachte-experiment uit de kwantummechanica waar ik vorig jaar over had gelezen. Schrödinger had een zeer dieronvriendelijk experiment bedacht dat hij alleen in zijn fantasie uitvoerde. Wetenschappers zijn fantasten.
Een kat zit in een stalen doos met een buisje met radioactief materiaal. Zo weinig dat er binnen een uur een atoom kan vervallen of niet. Als het atoom vervalt, gaat er een flesje blauwzuur stuk en stikt de kat. Zo niet, dan blijft de kat leven. In het uur dat het experiment duurt, kan de kat zowel leven als dood zijn. Zolang je maar niet in de doos kijkt, kan het beide.  Wat is geluk? bedacht door de Viva, als je het beetpakt spat het stuk, van Hennie Vrienten, een van de favorieten van ma.
En daarom liet ik de doos liever dicht. Dat was beter dan zeker weten dat Claire 'alleen vrienden wilde zijn'.
 
Peter, een studiegenoot die het feest mee organiseerde, opent een bierflesje en biedt het me aan. Met de eerste slok voel ik hoe dorstig ik ben. Even verderop staat Claire bij de reling van het dakterras. Ze praat met een lange slungel van Bedrijfskunde. Een nitwit. Val dood, sukkel.
Ik loop naar beneden naar de wc. Het plafond daar hangt vol pingpongballetjes en melkpakken. Wat is dit? Battle of the collections?
 
Een enorme brul buiten. Gevolgd door schreeuwen en gillen. "Bel 112!" Gestommel op de trap naar beneden. Op het dakterras staat nog maar een klein groepje mensen. Sommigen huilen anderen kijken vol afschuw naar een gapend gat in het midden van de reling.
Shit, Claire!
`Thomas!' Claire valt huilend in mijn armen.
`Hij viel... de reling brak. Zo voor me...',  zegt ze tussen haar gierende uithalen door.
Ik sla mijn armen stevig om haar heen. Opgelucht tot op het bot dat zij niet beneden ligt.
`Ben je geschrokken?'
Haar verdriet maakt direct plaats voor irritatie:
`Wat denk je, eikel?’
De sirene van de ambulance stopt abrupt. Ze zijn er. Claire maakt zich los uit mijn armen en kijkt voorzichtig over de rand. Ik ga tussen haar en de afgebroken reling staan. De jongen wordt afgevoerd. Een paar vrienden gaan mee. Hoe zou mijn moeder reageren als ik...?
`Een zieke geest in een gezond lichaam’, zou Claire zeggen als ik zulke gedachten zou uitspreken.
`Zullen we weggaan?’, stel ik voor. Ze knikt
Ik trap haar naar huis. Claire klemt haar armen stevig om mijn middel en haar hoofd ligt tegen mijn onderrug. Ik durf me niet gelukkig te voelen. Niet nu iemand net een doodsmak heeft gemaakt. Maar het is wel verdomde fijn dat het Claire mij nu zo stevig vasthoudt.
De avondlucht is bekleed met zachtroze en perzikkleurige wolkenflarden. Zij zullen langzaam wegtrekken tot een heldere zwarte nacht. Het is bijna volle maan. Venus gaat al onder. Ik houd van de ruimte, de oneindigheid, de ondenkbare afstanden die werden afgelegd door het licht.
Een wijntje, dromen, wat menselijke warmte, meer heeft een romantische jongen als ik niet nodig. Ik streel Claire's haar en kijk naar boven. Een lichtflits trekt langs de donkere hemel. Heel bijzonder, een vallende ster in mei. Ik wijs er naar, maar Claire is te laat. De wens is voor mij.

zaterdag 3 november 2012

Tomaat


`Wedden dat ik deze tomaat in een keer kan doorslikken’, zei mijn nichtje.
`Nee’, zei ik.

Ze deed het natuurlijk toch. Mijn oudere nichtje probeerde van alles uit als we samen bij oma logeerden. Mocht je niet aan de krulspelden van oma zitten? Zij draaide ze bij mij in. Het medicijnkastje? Daarin lagen rollen verband waarmee je zo grappig als mummie ingerold kon worden. En wat speelde je op zolder? Zij verzon het om daar door een gaatje in de vloer naar opa onder de douche te gluren. De `tomaat-in-een-keer-doorslik’-actie paste uitstekend in die rij van spannende acties.

Mijn nichtje werd al snel roder, of liever gezegd paarser dan de tomaat. Ze kon hem niet doorslikken, maar kreeg hem ook niet meer uit haar mond. De vrucht uit de familie van de nachtschaden zat muurvast.
En wat deed ik? Wat doe je in een noodsituatie? Helpen of hulp halen, toch? Ik niet, ik bevroor en deed niets.

Oma kwam de keuken in en zag direct wat er aan de hand was.
Met een ‘kind toch’ sloeg ze mijn nicht hard op haar rug en trok met haar andere hand de tomaat uit mijn benauwde nichtje.
`Niet meer doen, hé!’ riep oma boos.
Natuurlijk niet, ze verzon wel weer wat anders.