Ik gooi mijn sporttas op de bank in de kleedkamer.
Twee dames van het seniorenteam zijn zich nog aan het
aankleden en kletsen samen.
`En dan zeg ik nog: Neem je telefoon mee. Maar dan zet hij hem niet aan!’
Dit gaat duidelijk
over eigenwijze echtgenoten denk ik. En hun nog eigenwijzere vrouwen.
`Dan zeg ik: doe je kaartje in je jas. En dan zie ik als hij
weg is dat zijn kaartje op de tafel ligt. Heeft hij het opgeruimd op zijn
manier. Ja, en dan laat ik het maar los’, verzucht een van de dames terwijl ze
haar trui over haar hoofd trekt.
Word ik
ook zo als ik een jaar of zestig ben? denk ik. Constant het doen en laten van
je man in de gaten houden. Ik kan me voorstellen dat hun echtgenoten af en toe
rebelleren door hun telefoon uit te zetten als ze op pad gaan.
‘Heel goed, loslaten’, bemoei ik me met het gesprek.
`Mijn man heeft sinds een jaar of twee Alzheimer’, zegt de vrouw wiens man zijn kaartje op tafel
had laten liggen.
`Oh’, zeg ik.
`Dan kun je niet loslaten’, zegt ze. `Dan gaat hij op de
fiets weg, zonder telefoon en dan weet ik de hele ochtend niet waar hij is.’
`Dat is heel rot’, zeg ik.
`En het is zo raar he, soms weet hij alles heel goed en dan
hebben we een fantastisch gesprek over kunst of over politiek en een volgend
moment dan kan hij nog geen theewater opzetten.’
Ze schudt haar hoofd. Ik kan er niet altijd tegen.
`Nee’, zegt de vrouw naast haar. `Mijn moeder was ook dement
en dan kwam je binnen en dan zei ze: Ah, daar is een kind van me. Ze wist niet
wie, alleen dat je een kind was. En dan was je er de hele avond en elke keer
als ze je zag, zei ze, och, daar is een kind van me. Ben je er eindelijk weer
eens? Ik heb je al zo lang niet meer gezien. En ze kon zo boos zijn. We hebben
wat robbertjes gevochten mijn moeder en ik.’
Ja, zegt de vrouw van de man van het vergeten kaartje. `Hij
is ook zo boos als ik dingen voor hem doe. ‘Dat doe ik toch altijd! zegt hij
dan. Maar dat is niet meer zo.
Een lamp vervangen. Dat doe ik wel, zegt hij dan. Maar hij
vergeet het. En als ik dan na een week een lamp heb gekocht. Is hij kwaad als
hij die ziet liggen. Dat zou ik toch doen! Maar ik vervang hem ten slotte toch zelf.
`En geldzaken?’ vraagt de vrouw met de boze demente moeder.
`Ach, dat deed ik altijd al.’ antwoordde ze.
`Hij vraagt er af en toe naar en dan zeg ik: We hebben geld
genoeg. Dat gaat niet meer op in de korte tijd dat wij nog leven.’
Ik herinner me dat ze net hersteld is van borstkanker.
`Het is toch wel vroeg om dement te worden als je zestig
bent, vind je niet?’, vraagt ze aan me.
Ik knik.
`En het ergste vind ik, dat ik mijn man niet meer heb. Daar
ben ik zo verdrietig om. Dat ik een rol krijg, die ik helemaal niet wil, als
verzorger. Dat maakt me heel verdrietig. Maar ja, wat doe je er aan.’
Ze borstelt haar haren, pakt haar tas en steekt haar hand op.
Tot de volgende week!