donderdag 24 januari 2013

Mijn man niet meer


Ik gooi mijn sporttas op de bank in de kleedkamer.
Twee dames van het seniorenteam zijn zich nog aan het aankleden en kletsen samen.
`En dan zeg ik nog: Neem je telefoon mee.  Maar dan zet hij hem niet aan!’
 Dit gaat duidelijk over eigenwijze echtgenoten denk ik. En hun nog eigenwijzere vrouwen.
`Dan zeg ik: doe je kaartje in je jas. En dan zie ik als hij weg is dat zijn kaartje op de tafel ligt. Heeft hij het opgeruimd op zijn manier. Ja, en dan laat ik het maar los’, verzucht een van de dames terwijl ze haar trui over haar hoofd trekt.

Word ik ook zo als ik een jaar of zestig ben? denk ik. Constant het doen en laten van je man in de gaten houden. Ik kan me voorstellen dat hun echtgenoten af en toe rebelleren door hun telefoon uit te zetten als ze op pad gaan. 
‘Heel goed, loslaten’, bemoei ik me met het gesprek.

`Mijn man heeft sinds een jaar of twee Alzheimer’,  zegt de vrouw wiens man zijn kaartje op tafel had laten liggen.
`Oh’, zeg ik.
`Dan kun je niet loslaten’, zegt ze. `Dan gaat hij op de fiets weg, zonder telefoon en dan weet ik de hele ochtend niet waar hij is.’
`Dat is heel rot’, zeg ik.
`En het is zo raar he, soms weet hij alles heel goed en dan hebben we een fantastisch gesprek over kunst of over politiek en een volgend moment dan kan hij nog geen theewater opzetten.’
Ze schudt haar hoofd. Ik kan er niet altijd tegen.

`Nee’, zegt de vrouw naast haar. `Mijn moeder was ook dement en dan kwam je binnen en dan zei ze: Ah, daar is een kind van me. Ze wist niet wie, alleen dat je een kind was. En dan was je er de hele avond en elke keer als ze je zag, zei ze, och, daar is een kind van me. Ben je er eindelijk weer eens? Ik heb je al zo lang niet meer gezien. En ze kon zo boos zijn. We hebben wat robbertjes gevochten mijn moeder en ik.’

Ja, zegt de vrouw van de man van het vergeten kaartje. `Hij is ook zo boos als ik dingen voor hem doe. ‘Dat doe ik toch altijd! zegt hij dan. Maar dat is niet meer zo.
Een lamp vervangen. Dat doe ik wel, zegt hij dan. Maar hij vergeet het. En als ik dan na een week een lamp heb gekocht. Is hij kwaad als hij die ziet liggen. Dat zou ik toch doen! Maar ik vervang hem ten slotte toch zelf.

`En geldzaken?’ vraagt de vrouw met de boze demente moeder.
`Ach, dat deed ik altijd al.’ antwoordde ze.
`Hij vraagt er af en toe naar en dan zeg ik: We hebben geld genoeg. Dat gaat niet meer op in de korte tijd dat wij nog leven.’
Ik herinner me dat ze net hersteld is van borstkanker.
`Het is toch wel vroeg om dement te worden als je zestig bent, vind je niet?’, vraagt ze aan me.
Ik knik.

`En het ergste vind ik, dat ik mijn man niet meer heb. Daar ben ik zo verdrietig om. Dat ik een rol krijg, die ik helemaal niet wil, als verzorger. Dat maakt me heel verdrietig. Maar ja, wat doe je er aan.’
Ze borstelt haar haren,  pakt haar tas en steekt haar hand op.
Tot de volgende week!

zaterdag 19 januari 2013

Bewijs

`Wilt u een tasje?' vroeg de verkoopster bij de bakker.
Ik was mijn pincode aan het intikken, raakte door haar vraag in de war en trok per ongeluk mijn pinpas uit het apparaat.
Betaling afgebroken.
`Een tasje én een pasje, dat was even te veel tegelijk', zei ik lachend.
`We denken wel dat we meer dingen tegelijk kunnen, maar ondertussen', zei de verkoopster meelevend.
`Ik heb niet de illusie dat ik meer dingen tegelijk kan', antwoordde ik.
`Ach, had ik dit gesprek maar opgenomen als bewijs voor thuis', verzuchtte een man achter mij.

maandag 7 januari 2013

Lip gloss


Het was tijden geleden dat ik een lippenstift had gekocht. In een opwelling stapte ik een parfumerie binnen. Een te dure winkel, want er liepen meer personeelsleden dan klanten rond. Ik liep naar een favoriet merk. Een man  vroeg of hij me kon helpen. Ik voelde me een beetje ongemakkelijk, maar ik sprak mezelf in gedachten vermanend toe: het is maar make up, geen lingerie of zo.
Ik vertelde hem dat ik een lip gloss zocht.
`Welke kleur zoek je?’
`Niet te roze, een beetje warm’, zei ik.
Hij gaf me een van de monsters en ik smeerde wat op de binnenkant van mijn pols.
 Te roze, oordeelde ik. Ik wees de kleur ernaast aan. 'Misschien is dat beter.'
Hij gaf me het tweede monster en haalde een tissue voor me.
Hoe lang ging hij dit serieus volhouden? dacht ik. Ik wilde hem niet veel langer laten lijden.
`Deze is goed', zei ik, `nummer 19'.
`Nummer 61', corrigeerde hij, terwijl hij het monster voor me omdraaide.
Hij zocht de lippenstift met dat nummer in de voorraadlade.
`Helaas, die hebben we niet.’ zei hij na lang rommelen.
Heb je hem niet of kun je hem niet vinden? dacht ik onwillekeurig.
Nu kon ik eenvoudig de winkel uit lopen zonder iets te kopen. Maar ik had inmiddels al zo'n medelijden met de man die zo ijverig kleurtjes met me uitzocht, dat ik tot mijn eigen verbazing zei dat ik `dan wel bij een ander merk zou kijken'. En toen schrok ik me rot.
Hij smeerde de pure shine intense colour long wear lip gloss nummer 61 fatale op de binnenkant van zijn pols.
`Zo, dan kunnen we deze kleur bij een ander merk vinden', legde hij uit.
Een man die lip gloss op zijn onderarm smeert?  Hoe ver moet je gaan in je werk?
En hij ging héél ver. Een ding was zeker, ik zou hier niet zonder te dure lip gloss de winkel uit gaan.