donderdag 27 september 2012

Aan de beurt


‘Met wat voor idee bent u hier gekomen?’, vroeg de dierenarts voorzichtig. In zijn hand hield hij onze zwaar uitgemergelde hamster. Eerder deze de week had ik zijn tanden nog laten knippen bij zijn collega.
‘Oh, gelukkig hij doet het weer’, had ze geschrokken gezegd toen ze wat water op hem sprenkelde om het beestje, dat van de stress even gestopt was met ademen, weer tot leven te wekken.
‘Ze moet nu wel weer gaan eten’, had ze verteld, ‘Maar probeer het niet langer dan een week.’

Dus verleidde ik Hamtara, vernoemd naar Hamtaro, haar Japanse tekenfilmtegenhanger, met stukjes ei, hapjes appel, een beetje wortel, likje houmous en druppels water. Voor de vorm nam ze wat likjes en hier een daar een hapje. Hamsteren deed ze nog wel: met uiterste kracht legde ze met haar magere lijfje voorraadjes aan. Maar er van eten, ho maar. Na een paar dagen kon ik het niet meer aanzien.

De dierenarts keek nog eens naar haar tanden. Die waren nu niet meer te lang. Het beestje trilde in zijn handen, maar was te uitgeput om te vluchten of in zijn vingers te bijten, wat ze in betere tijden beslist had gedaan. Ze was een pittige tante.

De dierenarts aaide voorzichtig over het plukkerige vachtje.
`Nou ja’, zei ik voorzichtig, `dan is het misschien tijd…’
`Het is wel humaan om haar nu in te laten slapen’, hielp hij me.
`En anders sterft ze van de honger’, sprak ik mezelf moed in. `Dat wil ik niet. Ok, laat haar maar inslapen.’
‘Blijf je erbij?’ vroeg de dierenarts aan mij en aan zoonlief.
Ik knikte, zoonlief vluchtte naar de wachtkamer.
De dierenarts gaf Hamtara een injectie met ‘twintig keer de dosis voor een narcose bij een dier van een kilo’
Hij legde Hamtara in mijn hand en ik zag dat het direct voorbij was.
De tranen sprongen in mijn ogen.
Huilen om een hamster. Dat had ik niet verwacht.
`Sorry’, zei ik beschaamd.
De dierenarts gaf me een tissue en zei: ‘Dat is heel normaal hoor. Je hebt toch twee jaar voor dat beestje gezorgd.’
Aardig dat hij dat zei, maar ik vond mijn tranen toch wat misplaatst.
Maar ach, ik was vast niet de eerste volwassen vrouw die hij om een hamster zag huilen.

Met de lege kooi liepen we mistroostig terug naar de auto en reden naar het Boshuys om wat te drinken. Als een soort van koffietafel. Manlief voegde zich bij ons. Hij had hardgelopen.
‘En hoe is het met de hamster?’ vroeg hij.
‘Die is niet meer’ zei ik.
‘Zielig’, zei hij.
We bleven even stil.
`Wat mij betreft doen we geen nieuwe hamster meer’, zei hij ten slotte. ‘Ik vind dat toch zielig zo’n beestje  in een kooitje.’
Dat was ik met hem eens al had ik al wel even overwogen om de volgende dag naar de boerenbond te gaan voor een nieuwe.

‘Ja, zo komen we allemaal aan de beurt’, zei manlief op de terugweg.
`Ja’, zei zoonlief nuchter: `eerst jij, dan mama en dan ik. Maar dat is hopelijk pas als ik honderd ben.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten