Twee weken geleden werd een vrouw dood gevonden in haar flatje in Zwolle. Ze lag er al vijf dagen. In het halletje vonden ze een hondje dat tijdelijk werd ondergebracht in het dierenasiel.
De dood van de vrouw en het lot van het hondje werd breed uitgemeten in de krant. Het asiel kreeg veel telefoontjes van dierenliefhebbers, die zich wilden ontfermen over 'Paulienchen' want zo heet het hondje. Haar bazinnetje was een Duitse, vandaar de Duitse naam, en de krant wist ook te vertellen dat de vrouw een drank- en drugsverleden had gehad, wat alleen nog maar meer medelijden opwekte bij de mensen die Paulienchen liefdevol in hun gezin wensten op te nemen.
In een follow up artikel stond echter dat de belangstelling voor Paulienchen sterk verminderde nadat bekend werd dat ze een dame op leeftijd was met haar 11,5 jaar.
Voor mijn schoonmoeder daarentegen kwam dit bericht als geroepen, daar haar hondje net is overleden en ze ons al weken vertelt dat ze graag opnieuw een hondje op leeftijd wil adopteren. Mijn schoonszus schreef direct een 'sollicitatiebrief' aan het asiel. 'Dit hondje kan geen beter nieuw bazinnetje krijgen dan mijn moeder'.
Daar is geen woord van gelogen. Mijn schoonmoeder is een grote hondenvriend. Ze heeft Amber, haar vorige hondje, een mooie oude dag bezorgd. Amber was van een mevrouw geweest die ging dementeren en daarom niet meer voor het hondje kon zorgen.
Mijn schoonmoeder hoorde van deze schrijnende toestand en ving Amber op. Het hondje was al snel gehecht aan zijn nieuwe baasje en bazinnetje. Amber op haar beurt bood troost toen mijn schoonvader overleed. Ze zorgde dat het minder stil was in huis, dwong mijn schoonmoeder 's ochtends uit bed en maakte dat zij in ieder geval drie keer per dag buiten wandelde en mensen sprak.
Het dierenasiel was enthousiast over de brief van mijn schoonzus. We mochten komen kennismaken met Paulienchen, die een enthousiast allemansvriendje, met een stijve heup en een nierprobleem bleek te zijn. De medewerkster wilde nog wel met haar baas overleggen of de hoge leeftijd van mijn schoonmoeder een probleem was.
Na een paar dagen kwam het verlossende telefoontje en afgelopen weekend hebben we Paulienchen in haar nieuwe huis bezocht. Het lijkt of ze er altijd al heeft gewoond. En de buurt heeft mijn schoonmoeder deze week al vaak aangesproken over haar beroemde hondje. Ze vinden het allemaal prachtig dat ze het hondje een nieuw thuis heeft gegeven. Al kun je je natuurlijk afvragen wie nu wie een mooie oude dag bezorgt.
zondag 31 juli 2011
zaterdag 30 juli 2011
Kermiscare

'We kwamen niet meer van hem af', zei mijn moeder.'
'Hij wilde geld hebben?' raadde ik.
'Nee, hij vertelde dat zijn vader net was overleden.' zei mijn moeder
'Mijn vader is ook net overleden' had mijn vader geantwoord.
'Verschrikkelijk he, meneer, dan begrijpt u mij, hij was de liefste vader van de wereld', zei de man 'en nu is hij er niet meer.'
'Hij had al wel wat gedronken' verklaarde mijn moeder de openhartigheid van de man.
'En ons moeder belt me wel vijf keer per dag. Ik word er gek van.' had de man gezegd. 'En dan vraagt ze steeds maar weer of ik mee ga naar het kerkhof. En dat doe ik dan wel voor ons moeder.' Mijn moeder doet de man na met de claimende moeder in rouw en steekt haar handen vertwijfeld in haar haar. Ze zat vroeger bij een amateurtoneelgroep. Zou nog steeds iets voor haar zijn, bedenk ik me nu.
'Heus, ik had de liefste vader van de hele wereld. Ik ben de jongste thuis en ons moeder belt altijd naar mij. En dan gaan we maar weer bloemen leggen bij hem. En er liggen al zoveel bloemen. En dan zeg ik Ha, pa.'
'Maar hij zegt nooit wat terug' antwoordde mijn moeder, die een grondige hekel heeft aan het kerkhof. Ze wil er nog niet dood gevonden worden.
'Nee, hij zegt niets terug', mijn moeder imiteert zijn droeve hoofdschudden.
'Gullie begrijpt mij ten minste', had de man geantwoord. 'Op heel die kermis snapt niemand dat, maar jullie begrijpen mij. Fijn dat ik bij jullie mijn verhaal kwijt kan', had hij gezegd.
'Dan ben je eenzaam,' zei ik 'als je op de Tilburge kermis rondloopt en je spreekt een onbekend stel aan om je verdriet over de dood van je vader te delen.'
'Ja heel eenzaam', zei mijn moeder 'Echt een zielig klutje.'
Dat is Tilburgs.
dinsdag 19 juli 2011
Appelflappen
Verjaardagstraktaties, dat is nu echt een bedrijfscultuurdingetje. Wat trakteer je je collega's voor je verjaardag? Het zijn van die ongeschreven regels, die je niet onbesproken kunt overschrijden.
Als zelfstandige heb ik hier al jaren niet meer mee te maken, maar ooit werkte ik bij een bedrijf waar een van mijn collega's Jehova's getuige was. Daar merkte je weinig van behalve bij verjaardagen. Daar had hij een neus voor. Zodra er ergens getrakteerd werd, was hij onderwerp van gesprek. Ik noem hem even Jan. 'Zou Jan ook komen?' vroeg men zich hardop af, 'zelf viert hij zijn verjaardag niet, maar als er ergens taart te scoren valt' en ja hoor, daar was Jan. Deed het altijd goed.
Bij een ander bedrijf, was er een onderscheid tussen de gedetacheerden en de thuisbasis. De meeste communicatie onderling verliep toen al online, en af en toe was er een jarige slimmerik op kantoor die naar alle collega's, over Nederland verspreid, mailde: 'Ik ben jarig. Taart staat in de keuken.'
Wat ook belangrijk is om te weten als het gaat om traktatiemores, is hoe men staat tegenover zelfgebakken. Sommige bedrijven, in de zorg bijvoorbeeld, geldt het als uiterste opoffering voor je collega's om in je vrije tijd een taart voor je collega's te bakken.
In andere bedrijven geldt dit juist als krenterig en dien je eenvoudig je portemonnee te trekken voor gebak van de duurste patisserrie in de stad.
Bij het eerdergenoemde bedrijf met taartetende Jehova's getuige als collega vonden ze alles goed, zelfs Multivlaai kersen of misbaksels van thuis. 'Als het maar veul' was
Dus bakte ik een massa appelflappen. Daar kon ik me geen buil aan vallen. Op de dag dat ik die appelflappen trakteerde, had een collega van verkoop gevraagd of ik een zogenaamde 'request for information' wilde invullen. Dat was eigenlijk zijn werk, maar een saai klusje, en 'een mooie gelegenheid om mijn pakketkennis te testen'. In zo'n vragenlijst staan de eisen die een mogelijke klant stelt aan wat het softwarepakket moet kunnen. Op de lijst kun je bij iedere eis wel of niet aanwezig invullen.
Het liep al tegen vijven en de lijst zou vandaag ingevuld de deur uit moeten.
's Ochtends had ik al bij de koffie op appelflappen getrakteerd en de flappen die over waren stonden op mijn bureau voor de liefhebbers.
Een mij onbekende collega kwam onze kamer binnen en maakte een praatje met mijn collega, die geen last leek te hebben van zijn eigen deadline. Hij nam alle tijd voor de keuvelaar. De man draaide zich naar mij toe en vroeg hoe het mij hier beviel. Heel attent dacht ik en ik bood hem een appelflap aan.
Hij plantte een bil op mijn bureau en at de appelflap met smaak op. 'Op mijn gezondheid'. Ondertussen bleef hij me vragen stellen over mijn nieuwe werk.
Ik keek eens naar mijn collega tegenover mij, die ontspannen achteroverhangend zijn armen over elkaar had geslagen en naar ons luisterde. Wat was dat nu? Wanneer wilde hij klaar zijn? Vannacht nog?
'Mag ik nog zo'n heerlijke appelflap'
Ach ja, toe maar, blijf gerust nog een uur zitten, dan krijgen we die lijst zeker af.
Ik keek waarschijnlijk behoorlijk geërgerd toen de flappenhapper eindelijk aftaaide.
'Had je de directeur al eerder ontmoet?', vroeg mijn collega. Hij pakte zijn jasje en zei:'Het lukt je verder wel he? Fijne verjaardag. Ach, ik doe nog zo'n appelflap, ok?'
Als zelfstandige heb ik hier al jaren niet meer mee te maken, maar ooit werkte ik bij een bedrijf waar een van mijn collega's Jehova's getuige was. Daar merkte je weinig van behalve bij verjaardagen. Daar had hij een neus voor. Zodra er ergens getrakteerd werd, was hij onderwerp van gesprek. Ik noem hem even Jan. 'Zou Jan ook komen?' vroeg men zich hardop af, 'zelf viert hij zijn verjaardag niet, maar als er ergens taart te scoren valt' en ja hoor, daar was Jan. Deed het altijd goed.
Bij een ander bedrijf, was er een onderscheid tussen de gedetacheerden en de thuisbasis. De meeste communicatie onderling verliep toen al online, en af en toe was er een jarige slimmerik op kantoor die naar alle collega's, over Nederland verspreid, mailde: 'Ik ben jarig. Taart staat in de keuken.'
Wat ook belangrijk is om te weten als het gaat om traktatiemores, is hoe men staat tegenover zelfgebakken. Sommige bedrijven, in de zorg bijvoorbeeld, geldt het als uiterste opoffering voor je collega's om in je vrije tijd een taart voor je collega's te bakken.
In andere bedrijven geldt dit juist als krenterig en dien je eenvoudig je portemonnee te trekken voor gebak van de duurste patisserrie in de stad.
Bij het eerdergenoemde bedrijf met taartetende Jehova's getuige als collega vonden ze alles goed, zelfs Multivlaai kersen of misbaksels van thuis. 'Als het maar veul' was
Dus bakte ik een massa appelflappen. Daar kon ik me geen buil aan vallen. Op de dag dat ik die appelflappen trakteerde, had een collega van verkoop gevraagd of ik een zogenaamde 'request for information' wilde invullen. Dat was eigenlijk zijn werk, maar een saai klusje, en 'een mooie gelegenheid om mijn pakketkennis te testen'. In zo'n vragenlijst staan de eisen die een mogelijke klant stelt aan wat het softwarepakket moet kunnen. Op de lijst kun je bij iedere eis wel of niet aanwezig invullen.
Het liep al tegen vijven en de lijst zou vandaag ingevuld de deur uit moeten.
's Ochtends had ik al bij de koffie op appelflappen getrakteerd en de flappen die over waren stonden op mijn bureau voor de liefhebbers.
Een mij onbekende collega kwam onze kamer binnen en maakte een praatje met mijn collega, die geen last leek te hebben van zijn eigen deadline. Hij nam alle tijd voor de keuvelaar. De man draaide zich naar mij toe en vroeg hoe het mij hier beviel. Heel attent dacht ik en ik bood hem een appelflap aan.
Hij plantte een bil op mijn bureau en at de appelflap met smaak op. 'Op mijn gezondheid'. Ondertussen bleef hij me vragen stellen over mijn nieuwe werk.
Ik keek eens naar mijn collega tegenover mij, die ontspannen achteroverhangend zijn armen over elkaar had geslagen en naar ons luisterde. Wat was dat nu? Wanneer wilde hij klaar zijn? Vannacht nog?
'Mag ik nog zo'n heerlijke appelflap'
Ach ja, toe maar, blijf gerust nog een uur zitten, dan krijgen we die lijst zeker af.
Ik keek waarschijnlijk behoorlijk geërgerd toen de flappenhapper eindelijk aftaaide.
'Had je de directeur al eerder ontmoet?', vroeg mijn collega. Hij pakte zijn jasje en zei:'Het lukt je verder wel he? Fijne verjaardag. Ach, ik doe nog zo'n appelflap, ok?'

maandag 11 juli 2011
Praktisch gelijk
Zoonlief en ik fietsen naar de Praxis. Mijn twéé inbussleutelsetjes zijn spoorloos verdwenen. Zoonlief is weer aardig gegroeid en zijn fietsstuur moet nodig omhoog. Hoog tijd voor een nieuw setje inbussleutels. Een mooi doel voor een fietstochtje zo aan het begin van de zomervakantie.
Hij vertelt over een onbekende jongen die hem uit handen
van een pestkop heeft gered en na dit spannende verhaal zegt hij plotseling:
`Mam, coole gasten en nerds bestaan niet.´
`Hoe bedoel je?'
`Nou iedereen is gelijk, of je nu slim, dom, groot, dun of dik bent.'
Dat heeft hij zeker op school of op tv gehoord, denk ik.
`Ja. Je bedoelt zeker iedereen is even veel waard, gelijkwaardig? Want niemand is gelijk. Iedereen is heel verschillend', zeg ik.
`Ja, dat bedoel ik.'
Als ze op school en op tv kunnen indoctrineren, kan ik het ook. Nu hij er toch voor open staat, doe ik er nog even een schepje bovenop.
`Iemand kan tegen je zeggen dat hij meer waard is dan jij, maar dat is niet zo.'
`Nee', zegt hij braaf.
`Iemand die meer geld verdient, kan zeggen dat hij meer waard is dan jij, maar dat is niet zo.'
Weer is hij het met me eens of hij dat iedere dag meemaakt.
`Jongens en meisjes hebben geen gelijke hersens', zegt hij dan.
Jeugdjournaal? Willem Wever? Huisje boompje beestje? denk ik.
`Dat klopt', zeg ik. `Jongens en meisjes zijn even waardevol ook al hebben ze verschillende hersenen.'
`Ja', zegt zoonlief, `sommige zijn vierkant andere rond.'
`Dat bedoel ik niet. Ik bedoel dat ze anders denken, dat er iets anders in zit.'
`Ja, sommigen houden van voetbal anderen weer van iets anders', zegt hij.
We zitten duidelijk op dezelfde golflengte vandaag, denk ik.
`Ja', zeg ik, `dat bedoel ik.'
`Weet je waar mijn hersens aan denken?' vraagt hij dan.
Als ik ontkennend antwoord, zegt hij: `Mijn hersens denken aan nu.'
Wat bedoel je? vraag ik.
`Nou eerst stonden mijn hersens op vroeger. Dan dacht ik aan wat gisteren of daarvoor was gebeurd.
Maar dat doe ik niet meer. Ik kijk tegenwoordig gewoon om me heen naar wat er nu is.
Ik heb een nu-gedachting.'
Ik houd mijn lach in. Hij verzint ze waar je bij staat.
`Praktisch,' zeg ik
woensdag 6 juli 2011
Hij lachte altijd
Ik was op de koffie bij een oudere dame in de buurt.
`Was dat je man?' vraag ik ten overvloede als ik de enige foto aanwijs die op het bijzettafeltje staat.'
`Ja dat was mijn man', zegt ze.
`Mooie man, hij lacht vriendelijk, hij heeft pretogen´ zeg ik. `Hij ziet er ook nog jong uit. Hoe oud was hij daar?'
`Dat was een paar jaar voor zijn dood. Hij overleed toen hij 64 was aan longkanker.'
`Dat is jong' zeg ik. Ik bedenk me dat hij waarschijnlijk geen roker was. Zij heeft namelijk astma en een enorme hekel aan roken. Het is wel een magere man. Magere mensen krijgen sneller longkanker ook als ze alleen meeroken, heb ik ooit gelezen.
`Hij had klachten', zegt ze, `maar de dokter zei dat die tussen zijn oren zaten. Hij bleef maar valium voorschrijven. De apotheker zei daar op een gegeven moment zelfs wat van.'
`Ik ben na zijn dood verhaal gaan halen bij zijn huisarts', zegt ze.
`Maar uw man lachte altijd', was zijn verweer.
`Dan hoop ik dat u voortaan verder kijkt dan uw neus lang is als iemand lachend uw spreekkamer binnenkomt. Anders gebeuren er nog meer van dit soort ongelukken.'
`Daarna ben ik langs geweest bij die sukkel die de longfoto's van mijn man verkeerd heeft beoordeeld. Hem heb ik ook gevraagd verder te kijken dan het verwijsbriefje dat hij van de huisarts had gekregen.
Hij heeft toen een klacht ingediend bij de huisarts en zei tegen mij dat de arts daar wel op moest reageren. Het antwoord moet nu nog komen.'
`Bovendien heb ik geëist dat ze een autopsie uitvoerden en dat ik de uitkomst in zijn geheel zou krijgen. Tussen zijn oren. Ammahoela! De kanker was door zijn longen in zijn ruggenwervel terecht gekomen. Er waren drie ribben compleet weggevreten en een deel uit zijn nek. Niets had hem nog kunnen redden, maar ze hadden er wel veel eerder bij kunnen zijn.'
Ze staart voor zich uit en schudt dan haar hoofd. `Hij had niet zoveel pijn hoeven lijden. Wat heeft mijn man een pijn geleden, Ingrid, dat kun je je gewoon niet voorstellen. En hij lachte altijd.'
Abonneren op:
Posts (Atom)